Depositphotos_1005884_l

Onder leerstoornissen verstaan we problemen die te maken hebben met leren lezen/spellen en rekenen.

De lees/spelling en rekenproblemen op zich horen bij het leren lezen/spellen en rekenen maar worden niet beschouwd als leerstoornissen. Krijgt een kind meer inzicht, dan verdwijnen deze problemen vaak vanzelf. Bij sommige kinderen blijven moeilijkheden optreden en is verder onderzoek noodzakelijk. Voor we de termen dyslexie/dysorthografie of dyscalculie in de mond nemen, is er een nauwkeurige probleemanalyse gebeurd. Dan pas kunnen we het probleem duidelijk definiëren en een remediërings/behandelingsplan uitwerken.

De ernst en de hardnekkigheid van de problematiek bepaalt of er sprak is van een :

  • Dyslexie (leesprobleem)
  • Dysorthografie (spellingprobleem)
  • Dyscalculie (rekenprobleem)

 

 1.    DYSLEXIE (leesstoornissen)

We spreken van dyslexie (een leesstoornis) wanneer het lezen van het kind duidelijk beneden het verwachte niveau ligt in vergelijking met de leeftijd, de intelligentie en het gevolgde onderwijs.

Wat zijn de oorzaken van dyslexie?

Een vertraagde spraak- en taalontwikkeling kan oorzaak zijn van problemen met het leren lezen in de lagere school.

Een gehoorprobleem in de vroege kinderjaren kan ervoor zorgen dat het auditief waarnemen van klankverschillen moeizaam verloopt. Daardoor kan het kind in de beginfase van het leren lezen moeite hebben met de auditieve discriminatie (het horen van verschil in klanken), maar vaak ook met de analyse/synthese (het opdelen in losse klanken of net het samenvoegen ervan). Vaak zal het geheugen van het kind ook minder goed functioneren.

Ondanks een normaal gezichtsvermogen kan er sprake zijn van een visueel waarnemingsprobleem, waarbij het kind moeilijk het verschil ziet tussen letters.

Soms treden er ruimtelijke problemen op of heeft het kind geen duidelijke handvoorkeur waardoor het onzeker is over de leesrichting, de stand van de letters (b/d) en de volgorde ervan (kurk/kruk).

Dyslexie is soms familiaal gebonden. Er kan een erfelijke factor aanwezig zijn.

 

 2.    DYSORTHOGRAFIE (spellingproblemen)

 We spreken van dysorthografie (een spellingprobleem) wanneer de spelling van het kind duidelijk beneden het verwachte niveau ligt, in vergelijking met de leeftijd, de intelligentie en het gevolgde onderwijs.

Wat zijn de kenmerken van dysorthografie ?

Kinderen met dysorthografie vertonen ernstige spellingmoeilijkheden.

  • Ze zijn vaak niet in staat om ruimtelijke patronen waar te nemen het waarnemen  en het ontbreekt hen aan visuele woordbeelden. Dit is vooral hinderlijk wanneer dezelfde klanken op verschillende manieren kunnen geschreven worden (bv. ei/ij, ou/au, g/ch).
  • Spellingzwakke kinderen hebben vaak problemen met de auditieve perceptie, waardoor het verschil tussen klanken onvoldoende wordt waargenomen (bv. v/f, s/z, eu/ui).
  • Spellingzwakke kinderen integreren zeer moeilijk hun spellingsregels. Ze komen niet tot automatisering van de aangeleerde regels. Ze passen de regels met andere woorden niet toe. Vaak hebben ze een zwak langetermijngeheugen en hebben ze moeilijkheden met het inprenten van woordbeelden.

Spellingproblemen zijn niet leeftijdgebonden : zowel kinderen op de lagere school  als tieners en volwassenen kunnen dyslectische kenmerken of spellingmoeilijkheden vertonen. Logopedische therapie is dan ook op elk moment mogelijk. Voor leerlingen in het voortgezet onderwijs is de school vaak bereid tot het aanvaarden van een dyslexie-/dysorthografiecertificaat. Daardoor is de school in staat het evaluatiesysteem voor die bepaalde leerling aan te passen. Voor meer informatie rond dit certificaat verwijzen we naar onze pagina “algemene info” onder het tabblad “reken- lees- en spellingsproblemen bij jongeren en volwassenen”.

 

3.    DYSCALCULIE (rekenproblemen)

We spreken van dyscalculie (een rekenstoornis) wanneer de rekenvaardigheden van het kind duidelijk beneden het verwachte niveau liggen in vergelijking met de leeftijd, de intelligentie en het gevolgde onderwijs.

Wat zijn de kenmerken van dyscalculie ?

We onderscheiden 3 subtypen :

  • Het visueel-ruimtelijk type (problemen met getalinzicht)
    Kinderen met visueel-ruimtelijke problemen kunnen meer moeilijkheden hebben met het interpreteren van de betekenis van cijfers en met het plaatsen ervan op de getallenas. Ze vertonen bovendien vaak problemen met het opschrijven van getallen (wisselingen : bv. 36 i.p.v. 63).
  • Het procedurele type (problemen met methodiek)
    Deze kinderen houden veel langer vast aan de eerste telstrategie en schakelen traag over naar moeilijkere rekenprocedures waardoor hun rekenaanpak niet is aangepast aan hun leeftijd. Ze gebruiken bijvoorbeeld vaker en langer hun vingers als geheugensteuntje. Er treden veel fouten op in de uitvoering van rekenprocedures. Ze hebben problemen met de volgorde van de stappen die bij een complexe berekening moeten worden uitgevoerd. Kortom ze hebben ‘aanpakproblemen’.
  • Het verbaal-geheugen type (problemen met het geheugen)
    Kinderen van dit type zijn traag, onder meer omdat eenvoudige sommetjes niet geautomatiseerd zijn. Ze maken veel fouten bij antwoorden die uit het geheugen worden gehaald. Hier gaat het niet om een tekort in het rekenbegrip maar wel om het niet in staat zijn vlot eenvoudige bewerkingen te maken. Dit wordt beschouwd als een geheugenprobleem dat zowel met het werkgeheugen als het langetermijngeheugen te maken heeft.

Vaak vertoont een kind met rekenproblemen kenmerken van twee of drie types.

Goed kunnen lezen en schrijven zijn belangrijke vaardigheden en noodzakelijk om op een succesvolle manier verder te studeren, een loopbaan op te bouwen en te navigeren in onze maatschappij in uiteenlopende contexten : school, werk, vrije tijd, verkeer,… Taken zoals notities nemen, verslagen maken, mails opstellen en lezen, lezen van ondertitels zullen pas optimaal verlopen als ze met de nodige souplesse worden afgehandeld. Daarenboven beïnvloedt de vlotheid van het lezen en schrijven in sterkte mate het herkennings- en begripsproces. Het loont dus zeker de moeite om bij een hiermee gerelateerde hulpvraag een objectief beeld te krijgen van de lees- en spellingproblemen, de hardnekkigheid te achterhalen en een remediëring op punt te zetten.

Niet iedereen slaagt erin om het lees- en schrijfproces voldoende onder de knie te krijgen, wat vaak moeilijkheden en frustraties met zich meebrengt. Een diagnose maakt het mogelijk gelijksoortige problemen onder eenzelfde noemer te plaatsen (classificatie), en/of een indicatie te geven over een mogelijke handelingsgerichte aanpak, en/of kansen te creëren (faciliteiten) op schools vlak, waardoor de slaagkans verhoogt.

In het secundair onderwijs komt men gelukkig meer en meer tot differentiatie. Men is er zich steeds meer van bewust dat je de leerlingen tekort doet als je geen rekening houdt met hun bijzonderheden. Gelukkig kunnen jongeren met dyslexie en dysorthografie de laatste jaren beroep doen op een certificaat. Dit geeft hen de mogelijkheid hun voorkeursrichting te volgen en verplicht de scholen rekening te houden met deze handicap en faciliteiten toe te staan aan de leerling/student.

Om gelijke kansen te bieden werden STICORDI maatregelen uitgewerkt die recht geven op faciliteiten in het lager en secundair onderwijs. Ook in het hoger niet universitair onderwijs is men bereid met een certificaat rekening te houden.

 

STICORDI staat voor :

Stimuleer en motiveer : hun motivatie behouden en verhogen

Compenseer : bied leerlingen hulpmiddelen aan als ondersteuning

Remedieer : zorg voor remedial teaching of individuele begeleiding

Dispenseer : geef leerlingen een vrijstelling voor een aantal opdrachten

Kenmerken van een certificaat

  • Er moeten recente onderzoekgegevens met een duidelijke diagnose voorhanden zijn. Bovendien moet het onderzoek worden uitgevoerd door een centrum dat gespecialiseerd is in leerstoornissen (TRIANGEL biedt die mogelijkheid).
  • Gegevens over de voorgeschiedenis van het kind/jongere/volwassene moeten gekend zijn. Lees- en schrijfproblemen treden op in het lager onderwijs. Indien hiervan niets terug te vinden is op rapporten of indien de problemen nooit gesignaleerd werden, kan het om een zuiver spellingsprobleem (regelprobleem) gaan, dat niet verward mag worden met een dysorthografie.
  • De leerling/student moet bereid zijn tot het volgen van logopedische therapie indien dit wordt geadviseerd. Indien dit niet het geval is, mag men veronderstellen dat het bekomen van een certificaat enkel tot doel heeft ‘getolereerd’ fouten te mogen schrijven.
  • Het geven van faciliteiten aan een leerling/student is pas zinvol, wanneer deze een richting volgt aangepast aan zijn/haar mogelijkheden.
  • Een dyslexiecertificaat moet niet hernieuwd worden.
  • Een kind/jongere met hardnekkige lees- en spellingproblemen in de lagere school heeft waarschijnlijk ook problemen met vreemde talen in het voortgezet onderwijs, ook hiermee moet rekening gehouden worden.
  • Bij het toekennen van een dyslexiecertificaat is het de bedoeling dat de invloed van de leerstoornis op de schoolse prestaties van de leerling/student wordt verminderd.

 

Aan de hand van die gegevens wordt een certificaat opgesteld en wordt aan de school een aantal maatregelen voorgesteld die de kansen tot slagen verhogen.

Aan de verwijsinstantie, het CLB, de ouders en de school van het kind wordt een exemplaar van het geschreven verslag toegezonden. In sommige gevallen is het volgen van therapie zinvol. Dit is afhankelijk van de hardnekkigheid van de fouten, het soort fouten en of de jongere vroeger reeds therapie volgde of niet.

De laatste tijd testen we meer jongeren boven de 16 jaar en volwassenen. Ook voor mensen die later gaan studeren of reeds in het beroepsleven staan kan een diagnose verhelderend zijn. We kunnen hen handvaten aanreiken waardoor het functioneren op werkvlak vlotter verloopt of waardoor het aanvatten van een nieuwe studie mogelijk wordt.

 

Back to SchoolKinderen en jongeren van wie ouders of leerkrachten problemen signaleren kunnen bij Triangel onderzocht worden om na te gaan welke zaken er aan de basis van het probleem liggen.

  • De aanmelding gebeurt telefonisch.
  • Met de ouders wordt een afspraak gemaakt voor een intakegesprek. Tijdens dit gesprek worden de ontwikkeling en de schoolresultaten van het kind overlopen. Het kind/jongere is niet aanwezig tijdens dit gesprek. Aan de ouders wordt toestemming gevraagd de gegevens vanuit het CLB op te vragen. Tijdens het intakegesprek worden afspraken gemaakt voor verder onderzoek.
  • Het onderzoek naar de mogelijke aanwezigheid van leerstoornissen is zowel kwantitatief (hoeveelheid fouten, plaats t.o.v. leeftijdgenoten, niveaubepaling enz.) als kwalitatief (elk soort fouten, inhoudelijke analyse, deelleerprocessen enz.). Tevens is een intelligentieonderzoek noodzakelijk. Soms wordt een psychomotorisch onderzoek voorgesteld.
  • Na dit onderzoek wordt al dan niet een diagnose gesteld en indien noodzakelijk een behandeling voorgesteld.
  • Indien behandeling noodzakelijk is, wordt een terugbetalingdossier voor het ziekenfonds opgesteld.

 

De leeftijd waarop getest wordt, heeft geen belang. Uiteraard is het belangrijk dit zo vroeg mogelijk te doen omdat de prognose gunstiger is bij vroegtijdige diagnose. Vanaf de 3de kleuterklas kan een onderzoek plaatsvinden en kan voorspeld worden hoe het aanvankelijk leren van lezen, rekenen en spellen zal verlopen. Een echte niveaubepaling kan pas vanaf het lager onderwijs. Ook bij jongeren en volwassenen kunnen dergelijke onderzoeken uitgevoerd worden.

 

Terugbetaling vanuit het RIZIV is mogelijk voor kinderen/jongeren tussen 6 en 15 jaar. Buiten deze leeftijdscategorie betalen sommige ziekenfondsen vanuit de bijkomende verzekering de therapie terug

 

Dyslexie (leesproblemen)

Of er al dan niet sprake is van dyslexie kan worden nagegaan a.d.h.v.:

Logopedisch onderzoek naar :

  • leesvoorwaarden (deelleerprocessen)
  • technisch lezen en begrijpend lezen
  • leesstrategieën
  • spellingsniveau

 

Psychomotorisch onderzoek naar :

  • ruimtelijke perceptie
  • schrijfmotoriek
  • concentratie

Psychologisch onderzoek naar :

  • intelligentie

 

Na het onderzoek worden de resultaten met de ouders besproken en wordt het opstarten van een logopedische en/of psychomotorische therapie overwogen. Een verslag wordt bezorgd aan de verwijsinstantie, de ouders, school en CLB.

 

Dysorthografie (spellingproblemen)

Of er al dan niet sprake is van dysorthografie wordt nagegaan a.d.h.v. een logopedisch onderzoek.

Kwantitatief wordt er gekeken naar het aantal fouten, gevolgd door een niveaubepaling. Kwalitatief wordt er een foutenanalyse opgemaakt : welk soort fouten wordt er gemaakt? Indien nodig worden de deelleerprocessen voor schrijven (schrijfvoorwaarden) in kaart gebracht. Dit onderzoek kan zowel bij kinderen, jongeren als volwassenen gebeuren.

Er wordt tevens steeds een intelligentieonderzoek afgenomen. Mochten er schrijfmotorische of ruimtelijke problemen zijn dan wordt een psychomotorisch onderzoek voorgesteld.

 

Dyscalculie (rekenproblemen)

Of er al dan niet sprake is van dyscalculie wordt nagegaan a.d.h.v. een logopedisch onderzoek.

In dit onderzoek worden zowel het verbaal geheugen, als de gehanteerde methodes, als het getalinzicht onderzocht. Er wordt een kwalitatieve en kwantitatieve analyse gemaakt van de resultaten.

Soms is een psychomotorisch onderzoek aangewezen, zeker wanneer er sprake is van ruimtelijke problemen.

Een intelligentieonderzoek wordt steeds uitgevoerd.

Na de diagnose wordt een therapie voorgesteld.

Hoe verwerf je een dyslexie en/of dysothografie- certificaat?

Na aanmelding wordt een intakegesprek gepland. Tijdens dit gesprek wordt de klacht geconcretiseerd en zal uit de anamnese blijken welke problemen worden ondervonden. Vooral de praktische gevolgen bij het studeren kunnen meer op de voorgrond treden dan de vraag naar onderkenning van dyslexie.

Als een objectieve evaluatie van de spellings- en leesvaardigheid nodig blijken, dan kan men de criteria, eigen aan dyslexie, evalueren.

Indien uit de schoolgeschiedenis blijkt dat er voldoende gelegenheid was om goed te leren lezen en spellen, kan er gesproken worden van een didactisch resistent probleem en kan een diagnose gesteld worden via :

 

  • beoordeling van de leessnelheid, de aard van de fouten, de hoeveelheid aan tijdsconsumerende acties en kwalitatieve interpretatie van de verkregen gegevens
  • het nagaan of de beginsels van de orthografie van het Nederlands en andere taalregels beheerst zijn
  • evaluatie van de deelvaardigheden

De onderzoeker zal in dit proces zijn klinische ervaring moeten aanwenden om te beoordelen in hoeverre de bekomen resultaten een eerlijk antwoord geven op de vooropgestelde vraag.  Een vermoeden van een comorbide problematiek (intelligentie, aandacht,…) demotivatie, opzet (‘fake’ gedrag) kunnen de nood aan verder onderzoek onderbouwen.

Aan de hand van de resultaten wordt beslist of een certificaat kan opgesteld worden en welke  maatregelen/faciliteiten aangewezen zijn.

Aan de verwijsinstantie, de student, het CLB, de ouders en de school wordt een exemplaar van het geschreven verslag toegezonden.

In sommige gevallen is het volgen van therapie zinvol. Dit is afhankelijk van de hardnekkigheid van de fouten, het soort fouten en of men vroeger reeds therapie volgde of niet.

Voor het verkrijgen van een certificaat kan je terecht bij Triangel.

Wij zijn één van de weinige centra in Vlaanderen die gespecialiseerd zijn in diagnosestelling bij jongeren ouder dan 16 jaar.

Depositphotos_12570127_xs

Na de diagnose wordt met de onderzoeker besproken of een behandeling aangewezen is. Bij kinderen kan deze therapie bestaan uit logopedische of psychomotorische therapie.

Bij jongeren en volwassenen is het zeker niet de bedoeling de basisvaardigheden te gaan trainen. In de meeste gevallen zijn een aantal compensatorische maatregelen voldoende. Soms is er een absoluut tekort aan spellingsregels en kunnen deze alsnog getraind worden. In de meeste gevallen zijn de STICORDI maatregelen aangewezen om het schools functioneren te ondersteunen.

Algemeen geldt dat:

  • Het vroeg signaleren en verwijzen van kinderen/jongeren is een basisregel. Hoe sneller met therapie kan worden gestart, hoe gunstiger de prognose.
  • De therapie wordt stapsgewijs opgebouwd waarbij zoveel mogelijk wordt samengewerkt met de school en de klasleerkracht. Eenheid in de manier van werken is noodzakelijk. Ook eventuele compensatorische maatregelen worden aangebracht en ingeoefend.
  • De behandelingen vinden 1 of 2 x per week plaats.  De verwijsinstantie, de school, het CLB en de ouders krijgen een schriftelijk verslag van de testresultaten. Regelmatig wordt er melding gemaakt van de vorderingen.
  • Lees- spellings- en rekenproblemen kunnen op elke leeftijd getest en geremedieerd worden.  Elke stoornis vraagt een individuele aanpak waarbij bijsturing zeer belangrijk is.  Het kind moet tevens meer vertrouwen krijgen in zijn leervaardigheden.  Dit is enkel mogelijk wanneer er een positieve, stapsgewijze aanpak gehanteerd wordt.
  • Er is mogelijkheid tot terugbetaling vanuit het RIZIV tot de leeftijd van 15 jaar.

Dyslexie (leesproblemen)

Kinderen kunnen verwezen worden vanaf de 2de helft van het 1ste leerjaar wanneer ze geen AVI niveau behalen. Het aanvankelijk lezen is dan niet verworven en waarschijnlijk zijn de basisvaardigheden (deelleerprocessen) om tot lezen te komen onvoldoende aanwezig. Een logopedisch of psychomotorisch onderzoek kan dit uitwijzen. Een diagnose dyslexie of leesgestoord kan gesteld worden.

Op elk moment in de loop van de lagere school kan een therapie opgestart worden. Soms is ze gericht op het nauwkeurig leren lezen, zodat het begrijpend lezen zich vlot kan ontwikkelen. Soms is het verhogen van de snelheid noodzakelijk door het gebruiken van onmiddellijke herkenningsstrategieën. Het is belangrijk dat het kind weer ‘zin’ krijgt in lezen.

Dysorthografie (spellingsproblemen)

Tijdens de therapie wordt er stilgestaan bij de deelleerprocessen voor schrijven en worden (nieuwe) spellingsregels aangebracht, ingeoefend en herhaald. Ook eventuele compensatorische maatregelen worden aangebracht en ingeoefend.

 

Dyscalculie (rekenproblemen)

Na afname van een schoolrijpheidsonderzoek is het mogelijk vast te stellen of het aanvankelijk rekenen vlot zal verlopen of dit moeilijkheden zal opleveren. Het is mogelijk in de kleuterschool reeds gericht aandacht te besteden en te anticiperen op mogelijke problemen in het 1ste leerjaar. Hoe vroeger men een remediëring start, hoe gunstiger de prognose is. Na de diagnose wordt een therapieplan opgesteld dat volledig op maat is van het kind.